De Knautiabij is een beetje de panda onder de wilde bijen. Voor de voortplanting is de soort volledig afhankelijk van Beemdkroon (Knautia arvensis). De bij vliegt niet ver van haar nest af voor voedsel, maximaal 130 meter. Circa 2% van de populatie (vrouwtjes) koloniseert nieuwe gebieden, waarbij maximaal 900 meter wordt afgelegd. Een soort dus die zich moeilijk verspreid. Daarbij is beemdkroon voor de verspreiding van zaden afhankelijk van mieren. De zware zaden vallen loodrecht naar beneden op de grond. Aan de zaden zit een mierenbroodje, een oliehoudend aanhangsel dat geliefd is bij mieren. De mieren verslepen het mierenbroodje met daaraan het zaadje richting hun nest en zo worden de zaden verspreid.
Kwam beemdkroon vroeger nog veel voor in graslanden, tegenwoordig zijn ze grotendeels verdwenen en daarmee is ook de Knautiabij zeldzaam geworden. Al helemaal de Knautiawespbij die in het nest van de Knautiabij haar eitjes legt.
Kortom een soort die wel wat extra steun kan gebruiken. De knautiabij is daarom door Provincie
Gelderland aangewezen als Prioritaire soort
(https://www.gelderland.nl/bestanden/Documenten/Gelderland/Subsidies/150209_Beleidsnota_Actieve_soortenbescherming_Gelderland.pdf)
Grote verrassing! De Knautiabij in de buurt van Arnhem met zekerheid waargenomen op het terrein van Van Hall
Larenstein in Velp. Ook in Elden, in de omgeving van de Arnhemse wijk Elsweide, op de Hommelseweg en in de tuin van Arnhem Zoemt in Zypendaal is de soort mogelijk waargenomen.
De knautiabij, Andrena hattorfiana, is een grote, slanke zandbij van 13-16 mm, met (meestal) een rode basis van het achterlijf.
Het vrouwtje is te herkennen aan de lichte haarbandjes op het achterlijf en de oranjerood behaarde achterlijfspunt. Het mannetje is slanker, heeft langere antennen en een wit kopschild (kop van voren bekijken). In combinatie met de uiterlijke kenmerken is de soort gemakkelijk te herkennen aan het bloembezoek: een grote zandbij met een gedeeltelijk rood achterlijf op de bloem van beemdkroon is vrijwel altijd een knautiabij. De vrouwtjes vallen soms extra op door de grote rozerode stuifmeelklompen aan de achterpoten.