

Algemene eigenschappen
- Meestal tweejarig, soms eenjarig Hoogte: 0,5 tot 1,2 m
- Stengel: rechtopstaand, weinig vertakt en slank
- Bladeren: verspreid, ongedeeld, smal-lancetvormig, vaak gegolfd, met soms tandjes aan de voet
Bloei
- Bloeitijd: juni tot september
- Bloemen: in lange, stijlvolle aarvormige trossen. Bloemetjes zijn lichtgeel tot groen, tweeslachtig, fijn van structuur, elk met 4 kelk- en 4 kroonbladen en vaak 7‑25 meeldraden
- Vruchten: kleine doosvruchten, zaden glad en zeshoekig-bolvormig
Voorwaarden en groeiplaats
- Standplaats: bij voorkeur zon of lichte schaduw; open, omgewerkte plekken met kalkrijke, matig voedselrijke tot voedselarme grond zoals spoorwegterreinen, akkers, bermen, duinen, ruderale gebieden
- Grondsoort: droog tot licht vochtig, zanderig of zavelig, kalkhoudend, goed doorlatend
- Zaaien: in najaar of maart–april. Kieming uit zaad vaak na 2–4 weken of na koudebehandeling
- Overwintering: winterhard tot −20 °C, vaak wintergroen in zachtere winters
Ecologische waarde
- goede pionierplant in open, verstoorde habitats; drijft goed op windverspreiding van zaden en mieren
- zéér interessante bijenplant met hoge nectar‑ en stuifmeelfrequentie
Welke bijen vliegen op deze plant?
- Resedamaskerbij, sterk gebonden aan Reseda-soorten
- Gewone maskerbij
- Kortsprietmaskerbij
- Poldermaskerbij
- Tuinmaskerbij
- Weidemaskerbij
- Zandbijen
- Groefbijen
Daarnaast bezoeken ook hommels, zweefvliegen en vlinders de bloemen