

Algemene eigenschappen
- Bladeren: Groenblijvend, naaldachtig, leerachtig en stevig. Ze zijn glanzend donkergroen boven en grijsviltig of zilverachtig wit onder
- Stengel: Houtig heester (halfheester), met jonge scheuten die pas in de winter volledig verhouten. Kan 30 cm tot 1,5 m hoog worden
- Bloemen: Tweeslachtig, lipbloemen, meestal blauwviolet, lichtblauw, roze of wit. Bloemen zitten in de bladoksels en verschijnen vooral in lente/voorjaar (maart–mei/juni)
Bloei
In Nederland bloeit rozemarijn doorgaans in maart–mei of juni.
Voorwaarden en groeiplaats
- Standplaats: Volle zon, warme en beschutte plek, bescherm tegen kou en wind
- Bodem: Goed doorlatend, bij voorkeur droog, steenachtig of kalkrijk; kan slecht tegen natte voeten
- Winterhardheid: Matig winterhard (tot ca. −8 °C); bescherming bij zware vorst is aan te raden. In pot kan overwinteren in onverwarmde kas of vorstvrije schuur, in koude, natte winters vaak afsterving
- Snoei na de bloei of in de lente om bossigheid te stimuleren. Terugsnoeien helpt ook bij verjonging
Ecologische waarde
- Drachtplant: Rozemarijn bloeit vroeg in het jaar en is daarmee waardevol voor vroege bijen en hommels die dan schaarse nectarbronnen zoeken
- Bijensoorten: De rosse metselbij is een bekende bezoeker van rozemarijnbloemen in het vroege voorjaar
Welke specifieke bijen vliegen op deze plant?
- Rosse metselbij): een van de eerste die in het voorjaar op rozemarijn te zien is
- Generalistische bijen: wilde bijen zoals rosse metselbij zijn polylectisch en bezoeken diverse bloemen, inclusief rozemarijn voor nectar en stuifmeel
- Hommels: trekken ook nectar van rozemarijn aan als vroege en belangrijke drachtbron