

Algemene eigenschappen
- Groeivorm: Sterk vaste plant, 60–100 cm hoog. Stengels stevig, licht behaard, vormt ondergrondse uitlopers
- Bladstand: Meestal kransstandig per 3–4 (soms tegenoverstaand); bladen ovaal tot lancetvormig, middelgroen, vaak iets behaard.
Bloei
- Bloemen: Heldergeel met vaak oranje-rode vlek in de bloemkeel; bloemen staan in de bladoksels, waardoor een aarvormige bloeiwijze ontstaat.
- De bloemkleur is geel en de bloeitijd is van ca. juni tot en met augustus.
Voorwaarden en groeiplaats
- Licht: zon tot halfschaduw (kan ook schaduw verdragen)
- Bodem: voedselrijke, humus- en vochthoudende, bij voorkeur goed doorlatende grond; verdraagt veel situaties
Ecologische waarde
- Speciale relatie met oliebijen: De bloemen maken vet-olie i.p.v. nectar; de geurstoffen trekken gespecialiseerde slobkousbijen aan.
Welke specifieke bijen vliegen op deze plant?
- Gewone slobkousbij: strikt gebonden aan wederik-soorten voor pollen én olie. In Nederland vooral op grote wederik; op puntwederik zelden waargenomen, al komt het voor.
- Bruine slobkousbij : zeer zeldzaam; wordt óók op puntwederik gemeld (naast o.a. penningkruid en grote wederik).