

- Groeivorm: Houtige, groenblijvende klimplant die wortelhecht zich vast op structuren zoals muren, bomen of schuttingen
- Bladeren:
- Bloei- of afstaande takken: eirond tot ruitvormig zonder lobben, vaak met toegespitste punt
- Stengels: Purpergroen en houtachtig richting de basis; jonge klimwortels hechten zich met klein wortelharen
Bloei
- Periode: Van september tot (in milde winters) begin december
- Bloemen: Geelgroene, bolvormige schermen rijk aan nectar en stuifmeel
- Zelfbestuiving: Bloemen zijn proterandrisch – eerst rijpt stuifmeel, later pas de stempel – waardoor kruisbestuiving nodig is
Voorwaarden en groeiplaats
- Bodem: Zwak zure tot kalkrijke, matig droge tot matig vochtige grond; niet kieskeurig, groeit op zand, leem, klei, krijt of rotsige ondergrond, maar ontbreekt op veengrond
- Licht: groeit ook in halfschaduw tot lichte plaatsen
- Hoogte: Klimplant van enkele meters tot wel 12 m hoog; kan ook bodembedekker vormen
Ecologische waarde
- Belangrijke voedselbron van nectar en pollen voor bijen, hommels, vliegen, kevers, vlinders, vooral laat in het jaar
- Voedselbron voor vogels zoals merels, lijsters en spreeuwen: bessen verschijnen na bloei en zijn rijk aan energie
- Schuilplaats en nestgelegenheid: nestelt onder meer het winterkoninkje