Bosandoorn

Algemene eigenschappen

  • Familie: Lipbloemenfamilie
  • Type plant: Overblijvende kruidachtige plant
  • Hoogte: 40–120 cm
  • Geur: Sterke, wat onaangename geur bij kneuzen, soms “muisachtig” genoemd
  • Levenscyclus: Vast, kruipende wortelstok
  • Stengel: Vierkant (typisch voor lipbloemen), behaard, meestal donkerrood aangelopen aan de bovenkant.
  • Bladeren: Eirond tot hartvormig, grof gekarteld, donkergroen; onderzijde behaard en soms wat paarsachtig; bladstand tegenoverstaand.

Bloei

  • Bloeitijd: Juni – september
  • Bloemen:
    • Donkerpaars tot roodpaars
    • Tweelippig (bovenlip behaard, onderlip vaak gevlekt)
    • Bloemen staan in schijnkransen in de bladoksels
  • Bestuiving: Vooral door hommels en andere grote bijen die de lange bloembuis kunnen bereiken

Voorwaarden en groeiplaats

  • Standplaats: Half-schaduw tot schaduw
  • Bodem: Voedselrijk, vochtig, vaak humeus
  • Habitat: Bossen, bosranden, ruigten, slootkanten, schaduwrijke wegbermen
  • Voorkeur: Grond die niet te droog is, met veel stikstof en organisch materiaal

Ecologische waarde

  • Nectar- en pollenbron voor diverse insecten, vooral voor hommels en grote solitaire bijen.
  • Bladeren en stengels bieden schuil- en leefruimte voor kleine ongewervelden.
  • Speelt een rol in schaduwrijke insectennetwerken in bossen en ruigten.

Welke specifieke bijen vliegen op deze plant?

Aardhommel, akkerrooshommel, boomhommel, steenhommel, tuinhommel, weidehommel, gewone langhoornbij, gewone maskerbij

Bijbehorende bijen