
Algemene eigenschappen
- Plantvorm: bolgewas; de ondergrondse bol slaat reservevoedsel op
- Bladeren: lijnvormig, smal, grasachtig; 3–5 per bol, met lengte ca. 10–20 cm en breedte 3–10 mm.
- Stengel en bloem: bladloze, rechtopstaande bloemstengel met compacte tros kleine urnvormige bloemen. Bovenin soms steriele bloemen, onderin vruchtbare die naar beneden knikken; de tros is aanvankelijk conisch en wordt later bolvormig
Bloei
- Periode: beginnend in maart/april, doorgaans tot mei; bloeitijd van ca. 3–4 weken
- Bloemkleur: meestal violetblauw met vaak een witte rand; variëteiten bestaan ook in wit, lichtroze of tweekleurig of geelachtig
Voorwaarden en groeiplaats
- Standplaats: volle zon tot lichte halfschaduw, ideaal onder bomen/struiken voor vroeg in de lente
- Grond: goed doorlaatbare, neutrale tot licht kalkrijke humusgrond; geen natte wintergrond, matig vochtig tot droog
- Planttijd & diepte: plant bollen in het najaar (september–december) op 5–10 cm diepte, met afstanden van circa 2–3× de bolbreedte (± 6–10 cm tussen bollen)
- Overwintering: winterhard, verdragen temperaturen tot −30 °C; na de bloei loof laten afsterven zodat de bol zich herlaadt voor het volgende jaar
Ecologische waarde
- Bestuivers: echte bijenvriend; trekt hommels, wilde bijen zoals de rode metselbij, en honingbijen aan — met zowel nectar als stuifmeel als voedselbron
- Belang voor vroege bijen: bloeit vroeg en biedt meteen voedsel voor bijen die uit hun winterslaap wakker worden
- Het is belangrijk dat je geen doorgekweekte druifjes kiest.
Welke bijen vliegen op deze plant?
- Honingbij
- Gewone hommel zoals land-hommel en aardhommel
- Rode metselbij
- Pluimvoetbij