

De lichaamslengte is ongeveer 12–15 mm; vrouwtjes met duidelijke dubbele (voor- en achter) crème-/geelachtige banden op de rugschilden 2–4; de borst is vaak rossig / bruin behaard. Mannelijke dieren hebben een langere, slankere vorm en opvallende strepen.
De bij graaft nesten in lemige/zandige grond, vaak in groepen; nestwanden/ingangen in taluds of vlakke, zonnige plekken. Soort is primitief-sociaal: bevruchte vrouwtjes overwinteren en er is een zekere taakverdeling, enkele vrouwtjes starten samen een nest.
De bij komt voor in heel Europa en aangrenzende gebieden in Noord-Afrika en Azië. De vliegperiode is aan het einde van de lente en de vroege zomer.
De breedbandgroefbij is polylectisch. Dat wil zeggen dat hij veel verschillende bloemtypen bezoekt. Vaak waargenomen op duifkruid, wilde peen/hoge schermbloemen, distels, fluitekruid, asters en geraniums.